Ballets Russes (1900-1933)

Ballets Russes.
Ballets Russes.

In de eerste decennia van de 20e eeuw maakten de Ballets Russes van het ballet een moderne kunstvorm. Impresario Sergej Djagilev toerde met dit gezelschap door Europa. Vooral het werk van choreograaf Michel Fokine legde de basis voor het modern ballet. Hij kwam in opstand tegen de conventies en gebruikte klassieke passen om nieuwe ideeën uit te drukken. Voorts vulde hij de academische techniek aan met vormen afgeleid van oosterse en moderne dans. Fokine hechtte tevens belang aan de eenheid van dramatische actie. Dit gaf aanleiding tot kortere balletten met een enkele handeling. Ook Vaslav Nijinsky, Bronislava Nijinska, Léonide Massine en George Balanchine zetten de klassieke dans naar hun hand.

 

Onder invloed van de Ballets Russes verminderde het gebruik van mime. De expressieve kracht van beweging verving conventionele gebaren. Ballet werd ook minder gestileerd en zweverig. Zo introduceerden Polovetzer dansen (1909) en Sjeherazade (1910) openlijke seksualiteit en gewelddaden. Een andere innovatie was de definitief hernieuwde aandacht voor mannelijke dansers. Met Le spectre de la rose (1911) creëerde Fokine zelfs een androgyne rol. De danser in deze pas de deux heeft een variatie of danssolo, voordien enkel toegekend aan ballerina’s. Bovendien vraagt zijn choreografie een traditioneel vrouwelijk armgebruik (port de bras). Vanaf Les Sylphides (1909) werd het corps de ballet een artistiek medium op zichzelf, los van de functie als achtergrond voor de voornaamste dansers.

 

Kunstenaars Alexandre Benois en Léon Bakst moderniseerden met hun bijdragen het kostuum- en decorontwerp. Ze gebruikten felle kleuren, tegen het roze en de pasteltinten van klassiek ballet in. Met realistische decors gaven ze nauwkeurig de historische context van de verhalen weer. Daarnaast getuigden enkele stukken van exotisme. Een duidelijk voorbeeld is Le dieu bleu (1912). Later gebruikten de Ballets Russes ontwerpen van kunstschilders zoals Natalja Gontsjarova en Pablo Picasso. Het realisme maakte dan plaats voor invloeden uit het kubisme, primitivisme en de art nouveau.

 

Ook de muziek uit deze periode was vernieuwend. Igor Stravinsky schreef een aantal composities die het publiek zelfs los van de actie waardeerde. De vuurvogel (1910) en Le Sacre du printemps (1913) behoren tot zijn populairste werken. Léonide Massine verschoof de aandacht van plot naar muziek met zijn symfonisch ballet Choreartium (1933). Hij zocht de grens van theater en moderne dans op.

Voetnoot