Richard Strauss – Don Juan (1888)

Richard Strauss componeerde zijn Don Juan opus 20 op 24 jarige leeftijd. Het is een werk voor groot symfonieorkest, waaronder maar liefst zes hoorns. (Dit instrument was het lievelingsinstrument van Strauss. Hij was de zoon van een hoornvirtuoos). Strauss zelf dirigeerde de première in november 1889. Het werd een klinkend succes, het begin van een grote carrière. Er spelen maar liefst zes hoorns mee.

Richard Strauss (1864-1949)
Richard Strauss (1864-1949)

Richard Strauss – Don Juan (opening)

Richard Strauss – Don Juan (repetitie)

Wiener Philharmoniker (VPO)

Maestro Karl Bohm (1894-1981)

Grote zaal van de Musikverein, Wenen, 1970

Uitvoering begint op 47:11

Richard Strauss
Richard Strauss

Na zijn debuut als dirigent aan het theater in Meiningen in 1884 werd hij op advies van de dirigent Hans von Bülow voor het seizoen 1885-1886 in München 2e kapelmeester naast Von Bülow zelf. Na een tussenengagement in 1886 als 3e kapelmeester aan het hoftheater in München, talrijke concertreizen en een assistentschap in 1889 bij de «Parsifal»-uitvoeringen tijdens de Bayreuther Festspiele, werd hij in 1889 groothertogelijk hofkapelmeester te Weimar.

Zijn eerste werken waren zogenaamde symfonische gedichten. Deze zijn te omschrijven als programmamuziek waarin een verhaal (‘gedicht’) te horen is. Sommige van de symfonische gedichten van Strauss waren op bestaande gedichten of andere literaire werken gebaseerd. Een van de eerste symfonische gedichten van Strauss was het vierdelige Aus Italien (1886). Daarna volgden Macbeth (1886-1888), Don Juan (eveneens 1888), Tod und Verklärung (1889-1890), Till Eulenspiegel (1895), Also sprach Zarathustra (1896), Don Quichote (1897), Ein Heldenleben (1897-1898).

Strauss legde zich vanaf 1893 tevens toe op het componeren van opera’s. Zijn eerste opera’s, Guntram (1893) en Feuersnot (1901), waren niet erg succesvol. De doorbraak kwam in 1905 met Salomé, op de letterlijk uit het Frans in het Duits vertaalde tekst van het toneelstuk van Oscar Wilde, dat handelt over de onthoofding van Johannes de Doper. Het succes en de opbrengst van Salomé waren gigantisch. Strauss kocht er zijn buitenhuis in Garmisch-Partenkirchen, in de Beierse Alpen, van. In dat huis is hij tot zijn dood in 1949 met zijn vrouw, de zangeres Pauline de Ahna (met wie hij sinds 10 september 1894 getrouwd was) blijven wonen.

Na verdere concertreizen naar Moskou, Barcelona, Amsterdam, Londen en Parijs werd Strauss in 1898 voor tien jaren als 1e koninklijke hofkapelmeester in Berlijn aangesteld. In 1903 vond in Londen de eerste Richard-Strauss-week plaats. In 1908 werd hij tot algemeen muziekdirecteur van de Berlijnse hofopera benoemd.